zaterdag 14 juni 2014

Terug naar af?

Laatst was ik weer even terug.
Terug in het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs wel te verstaan.
Zomaar een dagje invallen, een groep proberen les te geven, al was ik wel de 9e invaller die week.


Met frisse moed begon ik, met in mijn achterhoofd het idee dat het hier iets anders verloopt dan op een ‘gewone’ basisschool. Of anders gezegd: de kinderen komen niet braaf de klas binnen gelopen, er zijn keuzerondes tussen de lessen door en de mentaliteit is anders.
Zodra de kinderen zaten op hun stoel, wist ik het. Deze dag werd zwaar.


Dat klopte.
Nadat ik de kinderen aan het einde van de schooldag uitzwaaide, overviel een intense moeheid me.
Maar de dag was nog niet voorbij. Op weg naar het lokaal stuitte ik op een conversatie. Mooi om dit mee te maken, hoewel de positie van leerkracht een lastige was. Na het fatsoeneren van het lokaal en wegwerken van het nakijkwerk vond ik het goed geweest.


Een aantal collega’s gedag gezegd en op naar een kennismakingsgesprek met de directeur.
Min of meer een evaluatie van de dag. Hoe het kan dat ik het nadeel van mijn kleine postuur compenseer met andere zaken, waardoor er ovenwicht ontstaat in een groep.
Waar mijn ambities liggen? In het omgaan met kinderen, hen verder helpen en achter het gedrag kijken. Vandaar de studie Toegepaste Psychologie.


Een korte terugblik op deze dag in 1 woord: mooi.
Mooi, omdat ik na een jaar van afwezigheid in het onderwijs, het ‘trucje’ nog steeds kan.
Mooi, omdat de collega’s van deze dag respect voor mijn handelen en ambities hebben.
Mooi, omdat kinderen me volgende week weer als juf willen.
En mooi, omdat een kind me een hand geeft en zegt: ‘Juf, het was fijn dat u vandaag onze juf was’.


Dan blijkt maar weer dat teruggaan niet altijd achteruitgang is.
Nee, teruggaan is connectie voelen met je oude beroep, weten waarom het je op het lijf geschreven was en merken dat kinderen je passie zijn.


Mijn oude werk wil ik niet terug. Ik wil de doelgroep terug in een andere baan.

zaterdag 21 december 2013

Getalenteerd

De Vlaamse Q-music had laatst een heuse kleurwedstrijd georganiseerd rond meneer Konijn. Alle inzendingen waren beoordeeld en vandaag zou de winnaar bekend gemaakt worden. Voor deze gelegenheid was er een deskundige aangeschoven. Een geleerde op het gebied van kindertekeningen.
Voordat het blijde nieuws verspreid werd, besprak de presentator de punten waarop deze deskundige beoordeelde en uiteraard rees de vraag of je creativiteit al vroeg kunt herkennen en hoe dan. Tot mijn verbazing vertelde de 'kindertekeningengeleerde' dat creativiteit pas zichtbaar wordt op de middelbare school.
Ik had meteen mijn oordeel klaar. Je ziet toch of een kind goed is in tekenen? Sommige kinderen onderscheiden zich door hun creativiteit. Dat valt op. Of misschien moet ik zeggen: 'het viel mij altijd op.'

En toen kwam er een veeg uit de pan richting meesters en juffen. Zij breken de creativiteit van kinderen af.
De eisen die aan kinderen worden gesteld, dammen hun creativiteit in. Daardoor verleert het gros van de jeugd hun artistieke talenten in te zetten.

Vervolgens werd de winnaar gebeld.
Mijn commentaar borrelde op.
De geleerde bracht de moeder op de hoogte en vertelde wat de doorslag had gegeven. Juist het tekenen buiten de lijntjes, tegen de opvattingen van de leerkrachten in, en het zelf inkleuren van de tekening.
'Dat kind heeft hierdoor gewonnen'. Niet eens vragen naar de naam van het kind. De moeder vertelde die maar. Plaatsvervangend voor de nalatigheid van de expert.

Goh. Dat kind, klinkt nou echt kindgericht. Trouwens, van creativiteit in taalgebruik of woordkeus is hier geen sprake. De schoolse opvoeders mag je heus wel bekritiseren, maar zorg dan dat je in de belevingswereld van het kind blijft hangen.
Je kunt veel van leerkrachten zeggen.... (en dat doet men!). Blijf alleen met je handen af van hun aanpak.
Want hoe wil je creativiteit behouden als je zelf niet in staat bent om je te verplaatsen IN het kind?
Over talent gesproken...


donderdag 4 juli 2013

Sterk in invalwerk

Vervangen… iets wat niet iedereen van harte doet. Er komt veel bij kijken en het vraagt best wat van je.

 Allereerst de omgang met kinderen, lastige groepen en kinderen die bagage met zich meedragen, in welke vorm dan ook.  Daarnaast omgang met collega’s, stagiaires, ouders en andere betrokkenen. Dan hebben we het alleen nog maar over het sociale deel. Uiteraard spelen andere dingen eveneens mee.
Denk aan flexibiliteit in beschikbaarheid en reisafstand, het werken met verschillende methodes, regels en routines, onzekerheid over je inkomen en de vraag of je je werk goed doet. De collega die je vervangt spreek je meestal niet.
Wil je het goed doen, dan moet je je bewijzen. Wanneer je jezelf geen druk oplegt, doen anderen het wel. Als mensen eenmaal weten wat je in huis hebt, gaan verhalen snel de ronde en kun je zeker niet minder presteren.

 Want het gaat over kinderen.
Mooie, kwetsbare kinderen met – in potentie – een gaaf karakter.
Dat ervaar je met invalwerk. Evenals kennismaking met diverse onderwijsconcepten en aanpakken, collega’s en scholen. Je wordt gewaardeerd door kinderen en collega’s. Doordat je ze laat groeien.

 Andersom breng je zelf je eigen gereedschapskist mee: je ervaring, je manier van werken, je expertise, je persoonlijkheid, je talenten en je eigen tools voor moeilijke groepen… Uitdagend, dat zeker.
Zonder kan ik niet. Saaiheid past niet bij mijn pakket aan vaardigheden.
Scholen stimuleren dat trouwens. Af en toe wordt je bij een bijzonder project geroepen, zoals een interventie voor probleemgedrag van een leerling. Fijn als het een paar dagen of een week lukt. De volgende week zit je zonder werk. Want wat de ene dag toegezegd wordt, telt een andere dag niet.

Ach ja, wat kun je nou niet verwachten van invalwerk?
Vastigheid dus.

dinsdag 14 mei 2013

Gespreksinterventie in het basisonderwijs

Sommige gesprekken blijven je bij. Zoals dit gesprek van vanmiddag. Een gesprek voor een afstudeerscriptie over AD(H)D. Breed, omdat AD(H)D veel invloed heeft op diverse vlakken van het leven. Uiteraard passeren cliché-onderwerpen, maar ook specifieke vragen. Juist specifieke vragen leveren interessant materiaal op. Zo word je uitgedaagd anders naar dingen te kijken, je mening aan te passen of je kennis aan te vullen.

Allereerst mijn kennis over het onderwerp. Op de pabo krijg je enige kennis aangereikt in de een of andere module.
Een deel daarvan is niet meer relevant vanwege nieuwe of andere kennis die d.m.v. onderzoeken verkregen is. Zeker op het gebied van AD(H)D weten we veel meer dan pakweg 10 jaar geleden. Daarnaast werkt ons brein selectief, bepaalde informatie zijn we na verloop van tijd vergeten. De informatie gelinkt aan persoonlijke interesse of zaken waar we dagelijks mee te doen hebben, blijft aardig hangen.
Dat niet alleen. Leerkrachten kunnen aardig dolen in het woud van aandoeningen. Er bestaan aandoeningen waarvan de symptomen lijken op die van AD(H)D. Als deze symptomen zich bij ieder kind op eenzelfde wijze zichtbaar werden, viel het eveneens mee. Helaas, de diversiteit in kinderen komt overeen met de diversiteit in uiting en vormen van AD(H)D. Bij het ene kind scoren alle symptomen van AD(H)D hoger dan bij het gemiddelde kind. Andere kinderen hebben extreem veel last van enkele symptomen van AD(H)D, terwijl de andere symptomen nauwelijks waarneembaar zijn.
Om het nog moeilijker te maken komt AD(H)D voor in combinatie met een andere aandoening. Hoe weet je wat oorzaak en wat gevolg is? Ligt AD(H)D aan de basis of toch die andere stoornis?
Ook al heb je nog zo'n goed contact met externe professionals in de hulpverlening, je komt er nog niet altijd uit. Terwijl je als geen ander weet dat je een aanpak op maat moet geven. Omdat Passend Onderwijs dat van je vraagt.

Maar hoe doe je dat dan in je klas waarin meerdere rugzakleerlingen zitten? Ieder kind heeft immers evenveel recht op een specialistische behandeling (die vaak het best gegeven wordt door de eigen leerkracht in de vertrouwde setting). Vrijwel meteen herinner je je verantwoordingsplicht in een handelingsplan. Na wat gegoogle en rondgesnuffel in boeken heb je een globale aanpak. Met hulp van de Intern Begeleider kom je weer een stap verder. Toch is het nog geen maatwerk wat je levert. Deels komt dat doordat je als buitenstaander, buitenstaander blijft.
 
Waarom ga je het gesprek niet aan? Laat je het kind aan het woord (en af en toe stuur je bij). Grote kans dat je hoort waar het kind tegenaan loopt en dat je moet zoeken naar de kracht van het kind. Het ligt er net aan hoe het kind benaderd wordt door zijn omgeving, want dat hoor je terug in het persoonlijk verhaal.
Talenten... daar kun je wat mee. Daarmee investeer je. Moeilijk hoeft dat niet te zijn. Bij een creatieve leerling zet je meer creatieve opdrachten in tijdens de lessen. Als verwerking een stripverhaal tekenen, een tekening vanuit de optiek van de hoofdpersoon of een collage maken. Zoveel extra materiaal heb je niet nodig. Met het risico dat de stof langer blijft hangen.
Andere voordelen van een gesprek kunnen je overtuigen. Het kind voelt zich gehoord, doordat je de eerste stap zet op weg naar een vertrouwensband. Kinderen voelen dat haarfijn aan. Juist deze kleine, extra dingen maken verschil. Van het ene komt het andere. Zo pas je langzamerhand zaken aan voor het kind en stem je steeds meer af, soms in overleg met ouders en andere betrokkenen.

Als je dit voor elk kind doet in je groep, wordt dat teveel. Gelukkig is dit zelden het geval.
Aan de andere kant ontwikkel je voor jezelf routine, formulieren of een aanpak die je het jaar erop hoogstens iets kunt bijstellen. Bovendien werk je zo aan je leerlingenzorg en kwaliteitszorg.
En nee, je hoeft niet opnieuw het wiel uit te vinden. Je collega's beschikken meestal over expertise die jij weer kunt gebruiken. Je moet daarvoor wel open staan en je mening willen herzien.

Er lopen nog teveel volwassen AD(H)D-ers in ons land rond met vervelende ervaringen rondom school, op een te laag niveau werken of zich niet optimaal konden ontwikkelen. Vaak komt dat door een negatieve benadering van leerkrachten, waardoor hun inzet en motivatie daalde tot ver onder het nulpunt. Doordat ze de gevolgen niet overzagen, liepen ze op latere leeftijd hier tegenaan. Generatie na generatie. Ook de huidige scholieren en kinderen.
Als we nu eens starten bij het begin, de basisschool. Net dat extra zetje geven en de aanwezige kennis van leerkrachten delen. Dit bundelen en werkbaar maken... misschien komen we zo iets dichter in de buurt van Passend Onderwijs zonder dat het veel tijd kost. Verminderen we op langere termijn het aantal AD(H)D-ers dat uitvalt op school, gebruiken we hun expertise om de maatschappij te ontwikkelen en henzelf. Want juist AD(H)D-ers bereiken veel in hun leven, omdat zij beschikken over AD(H)D-eigenschappen, zoals enthousiaste communicatie en gespreksvoering. Waar zo'n gesprek al niet goed voor is...

zaterdag 27 april 2013

Kinderen de beloning geven die ze verdienen

Laatst moest ik er ook aan geloven: voor even terug de schoolbanken in.

Ik kwam al iets ongemakkelijk binnen. Vertraging door spoorwerkzaamheden.
Dus met alle haast nog in me, zette ik me neer naast een andere leerkracht. Wat overigens een prima medestandster was in het zoeken van vertier. En handig om mee te kijken, want we behandelden andere stof.
Je merkt meteen hoe het aanvoelt om leerling te zijn. Hoe kennisoverdracht binnenkomt, wat werkt en wat niet. Wat je doet als je een vraag of opmerking hebt en hoe je stof verwerkt.
Plus wat de gevolgen van je gedrag oproepen en of je dit aanpast.
De klas hield zich stoïcijns stil, bijna stil. Op een paar deelnemers na. Die te wijze opmerkingen plaatsen voor een dergelijke eerste lesdag. Dat roept om actie bij mij en m'n partner-in-crime. We werden recalcitrant. Zodanig recalcitrant, dat we in het register van handleidingen van de COTAN de meest vreemde psychologische tests opzochten.
Ik weet het. Puberaal.
Tot slot een andere beproeving: een filmpje over een gesprek tussen psychologe en cliënt. De psychologe zat veel hoger en lokte door haar korte rokje bepaald gedrag uit. Een zeer gesloten houding en een overkill aan insinuerende opmerkingen. Met als topper: weinig of geen gezichtsmimiek.
Iets waar ik weinig mee kan. In ieder geval slecht contact maken en gesloten blijven.
Als leerkrachten let je op de kennisoverdracht van de docente. Zoals elke onderwijzer betaamt, heb je op dat moment kritiek. Kritiek op de presentatie, gebruik van het digibord, mimiek, lichaamshouding en de interactie tussen deelnemers.

Ik snap nu trouwens beter waarom kinderen denken dat ik vroeger ondeugend was.
Tijdens het lesgeven geen gebrek aan indianenverhalen, bijdehante en gevatte opmerkingen. Uiteraard vanuit de beste bedoelingen.
Irritant kan ik me eveneens gedragen. Of niet te stuiten als het gezellig is in de klas. Eigenlijk moet je de gezelligheid afkappen, voordat het zijn hoogtepunt bereikt. Dat lukt dan niet. Laatst floepte ik eruit: 'Ik moet echt ophouden met grappen maken.' Ik trok mijn gezicht in een plooi. Blijkbaar zo ongelofelijk en nep dat het alsnog op de lachspieren werkt.

Terugkomend op het begin: ik kan me aardig inleven in de luisterende leerling. En begrijpen dat je niet luistert als het saai is. Of als je over een slechte concentratie beschikt.
Daarom vind ik afstemming van de presentatie op leerlingen zo belangrijk. Dus: breng het boeiend, dan hangen kinderen aan je lippen. Een extraatje erbij: de kans dat kennis blijft hangen vergroot je zo.
Natuurlijk heeft iedereen zijn eigen tools voor een interessante presentatie.
Die van mij bestaan uit toneelspel, een groot scala aan hobby's (waar elk kind zich in kan vinden) en transparantie. Transparantie in het lesprogramma en de wijzigingen die je aanbrengt. Transparantie in je persoonlijkheid.

Nog een andere belangrijke: flexibiliteit. Op een juiste wijze omgaan met zaken die je liever niet hebt. Reageer je te star of te streng, dan vergroot je de weerstand in de groep. Daaronder versta ik ook: relaxed omgaan met het lesprogramma. Zeker als je werkt met externe mensen. Zoals deze week. Verkeersdoedag, 2 keer per morgen. Op een gegeven moment staat de gastdocent in het lokaal of we eerder konden komen. Natuurlijk. Dus dat deden we. Op zo'n moment laat je het lesprogramma los.
Uiteindelijk had ik het programma toch af. Bovendien was er extra tijd voor de moederdagcadeau's.
Na zo'n morgen overheerst trotsheid op de kinderen en mezelf. Dat bevestigde een leerling toen ze me omhelsde en me een leuke juf noemde.
Wat wil je als leerkracht nog meer?
Leerkrachten zijn geluksvogels. Ze mogen werken met kinderen.

Laten we daarom iets terug doen. Deze pareltjes van mensen betrekken bij ons onderwijs, de presentatie afstemmen op hen. Dan doen zij dat op jou. En word je overladen door dankbetuigingen door deze complimenteuze beloners van de toekomst...
Wie goed doet, goed ontmoet. Zeker bij kinderen.

donderdag 18 april 2013

Weten we echt wel wat een kind nodig heeft?

Soms heb ik zo mijn twijfels.
Twijfels over de stevige eisen die de overheid aan het basisonderwijs stelt als het gaat om Cito-scores. Twijfels over de inspraak van sommige ouders. Twijfels over het kennisniveau en de aanpak van leerkrachten. Twijfels over de hoeveelheid kinderen dat een etiket krijgt, met alle nadelige gevolgen van dien.
Ik denk dat we met z’n allen onszelf te weinig realiseren wat de impact op kinderen is.
Maar ook wat al die etiketten van een leerkracht vragen. Want als je elk kind op een andere manier moet begeleiden en ondersteunen, blijft het niet bij de 3 niveau’s van gedifferentieerd onderwijs….

Dan gaat het niet over de situaties die terecht blijken. Eerder voorvallen die ergens niet kloppen. Bijvoorbeeld een leerkracht in groep 8 die de score van bepaalde leerlingen niet laat meetellen bij het klasgemiddelde (en dus hun resultaten niet terugstuurt naar de Cito-groep). Als het om een kleine school gaat, bepalen deze 'zwakke' leerlingen de lage score. Met een lage score kom je slecht weg bij de inspectie.

Of het voorbeeld van een ouder die slechte prestaties van het kind toeschreef aan de leerkracht en een eventuele stoornis van het kind. Want het kind was zeer intelligent. Ik snap best dat je dat wilt als ouder, maar als het niet zo is, leg jezelf er dan bij neer.
Nee, de schuld lag bij de leerkracht. Dus er werd een extern onderzoeksbureau ingeschakeld met als resultaat een hoge intelligentiescore. Het bureau nam meteen de behandeling van het kind ter hand. Helaas bleven de scores rond het gemiddelde van de groep hangen. Het baatte weinig de prestaties erbij te houden, men was te zeer overtuigd van het eigen gelijk.

En er zijn leerkrachten die moeite hebben in de omgang met gelabelde kinderen. Soms door te weinig kennis, desinteresse, maar meestal door tijdsgebrek. Ze willen wel, maar
door verplichte taken en de verantwoording die netjes geregistreerd moet worden, lukt het niet.
Als je met kinderen met een aandoening wilt omgaan, kost het tijd. Tijd om een relatie op te bouwen, tijd om kennis te vergaren en die toe te passen. Zodoende bouw je ervaring op om op een juiste manier met deze kids om te gaan. (Hierbij zeg ik dat het bij mij ook niet altijd lukt(e) , zeker de eerste jaren als starter, weet je te weinig en mis je ervaring).

Voor leerkrachten zijn kinderen met een aandoening in de klas, verre van makkelijk. Ze moeten steeds rekening houden met wat kinderen aankunnen en kinderen extra begeleiden naast de reguliere lessen. Dit moet echter allemaal onder schooltijd gebeuren. Huiswerk geeft eveneens een extra belasting. Tijdens de lessen moeten schriften worden gevonden, ruzies opgelost etc.
We verwachten dat de docent met elk individu rekening houdt en direct inspeelt op ongewenst gedrag of leerproblemen.
Reden genoeg om uiteindelijk over de kop te gaan door die hoge verwachtingen.

Misschien dat ik daarom een half jaar geleden wilde stoppen met het onderwijs. (Gelukkig heb ik het niet gedaan...) Want ik zag meer bij kinderen dan ik kon realiseren.
En dan ging het over kinderen waarbij zaken echt mis waren, kinderen die een zogenoemd 'helpend' etiket nodig hadden om verder te komen. Daardoor zichzelf begrijpen en de omgeving aanpassen. Waarin de focus ligt op capaciteiten van kinderen in plaats van hangen aan de randvoorwaarden voor leren.

Wat vindt het kind hiervan? Is het hierbij gebaat?
We denken het beste te weten voor het kind. Tot op zekere hoogte is dat zeker zo, maar
dachten we eens na over de mogelijk negatieve gevolgen van zo'n sticker? De eigenwaarde van het kind, het mogelijk makkelijker uitlokken van pestgedrag door klasgenoten en niet te vergeten beperkingen veroorzaken bij werk in de toekomst. Plus dat een kind zijn gedrag aanpast waardoor het niet meer zichzelf is.
Als ik voor het kind mag spreken zou ik ervoor pleiten om kind te mogen zijn. Al die hoge eisen meteen in de prullenbak. Het curriculum aanpassen tot: De basisschoolleerling kijkt aan het einde met plezier terug op zijn schooltijd en vervolgt zijn weg op een passende vervolgschool (qua intelligentie, vaardigheden en begeleiding).
Willen we goede leerkrachten in het basisonderwijs houden, laten we eerst de eisen verlagen. Zo kunnen zij onderwijs wat als doel heeft talenten te ontwikkelen, waarborgen. Misschien komen pareltjes van leerkrachten naar boven. In ieder geval talentvolle leerlingen. Met of zonder etiket en vrij van alle twijfel.

maandag 15 april 2013

Studenten en kinderen effectief begeleiden

Bij de begeleiding van stagiaires denk ik vaak weer terug aan mijn eigen studententijd. Wat me wel of niet verder heeft geholpen, hoe ik was als aankomend leerkracht en vooral de opmerkingen van begeleiders. Want daardoor valt of staat een stagiair (en de motivatie!). Bovendien: hoe we met kinderen omgaan is vaak een graadmeter hoe we met stagiaires omgaan. En dan bedoel ik het behoorlijk zwart-wit: positief of negatief.

Wat je vaak ziet in het onderwijs zijn of goede begeleiders met hart en oog voor de student. Of begeleiders die het beste voor hebben met een student, maar ergens door getriggerd worden. Natuurlijk zit het gros van de leerkrachten ergens tussenin.
Uit mijn eigen studententijd weet ik dat je het hardst loopt voor leerkrachten die:
* kritisch zijn, je veel opmerkingen geven, maar ook liefdevol zijn
* ook of juist je positieve eigenschappen benoemen
* eerlijk tegen je zijn en je niet aan het lijntje houden en
* je willen helpen, zolang jij maar eerlijk bent.

 Met strengere toelatingsvoorwaarden bij binnenkomst op de Pabo, een slechte werkgelegenheid op dit moment en de hoeveelheid aan bijkomende taken, moet je het echt zeker weten als je aan de Pabo begint. Aan de ene kant logisch, want je bent wel verantwoordelijk voor de ontwikkeling van kinderen waarbij je werkt met machtsverhoudingen. Natuurlijk, dan hebben we het niet over ouders die om het minste of geringste klagen, maar al die handelingsplannen, rapportgesprekken, afstemming van onderwijs op individuele kinderen, onderwijsvernieuwing zus en zo. Al met al: voor startende leerkrachten ligt de lat vrij hoog. Zeker als je eindstage niet langer duurt dan 6 weken.

Om aankomende leerkrachten niet te ontmoedigen (dus positief te houden voor het arbeidsintensieve vak) zou opbeurende feedback niet zo verkeerd zijn. En reflectie op het eigen handelen brengt ze nog verder.

En dat is juist net wat er niet gebeurt als de betreffende mentor er zelf al helemaal doorheen zit. Door al die extra zaken, waardoor men niet meer toekomt aan lesgeven en aandacht voor het kind. Echt een voorbeeld voor de student. Niet dus.
Nee, we gooien er dan nog maar een laag kritiek bovenop. Benadrukken de werkpunten van de stagiair, want dat zijn tenslotte zijn of haar valkuilen.

Jaja. Wel complimenteus naar de kinderen toe, voor studenten kan het er niet meer af. Hoe wil je ze dan nog vasthouden voor het vak? En hoe wil je ze bekwamen als je zelf het goede voorbeeld niet kunt geven?
In dat opzicht lijken stagiaires op kinderen: hoe meer je hun talenten aanwakkert, hoe beter ze presteren. Zolang je kansen creëert, eerlijk bent, jezelf laat zien en een open communicatie handhaaft, tonen zij initiatief en doen hun uiterste best.
En vakbekwame leerkrachten willen we toch allemaal voor de complexe toekomst waarin Passend Onderwijs de boventoon voert?